“Kom tot Mij, allen die vermoeid en belast zijn, en Ik zal u rust geven.
Neem Mijn juk op u en leer van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart.
En u zult rust vinden voor uw zielen, want Mijn juk is zacht en mijn last is licht”
– Mattheus 11:28-30

– Esther

Koning Ahasveros zat stil op zijn troon, hij was erg verdrietig.  Hij miste koningin Vasti zij was uit het paleis verdreven omdat zij niet had geluisterd naar het bevel van de koning om op zijn feest te komen. Nu kon koningin Vasti niet meer teruggeroepen worden, want de wet van de koning mocht niet meer herroepen worden.

Weet u wat u moet doen? Zeiden zijn dienaren. U moet alle mooie meisjes van u rijk bij een roepen en dan kiest u het allermooiste meisje uit en die maakt u dan tot koningin, dat vond de koning een uitstekend idee.

Nu woonde in het rijk van koning Ahasveros ook een jood, hij heette Mordechai. Hij had het Joodse volk erg lief en deed alles voor zijn volk. Mordechai hoorde ook van het bevel van de koning en hij had een plan. In het huis van Mordechai woonde zijn nichtje Esther. Als de koning Esther zag en haar als koningin koos wat zou ze dan veel kunnen doen voor haar volk!

Maar wat nu als de koning hoorde dat Esther een Jodin was? Dan zou de koning haar vast niet kiezen. Dan moest Esther dat maar stil houden besloot Mordechai.

Eindelijk kwam de dag dat Esther voor de koning mocht verschijnen. Toen koning Ahasveros Esther zag vond hij haar het mooiste en knapste meisje en maakte haar tot koningin.

In het rijk van Koning Ahasveros was nog een man, hij heette Haman. De koning had hem aangesteld tot eerste minister. Hij was dus erg belangrijk en zo voelde hij zich ook. Als Haman dan de poort van het paleis in of uitging dan boog iedereen voor hem alsof hij de koning zelf was. Iedereen? Nee, niet iedereen boog Mordechai boog niet. Als Haman door de poort kwam bleef hij als enige rechtop staan. Wat was dat dapper van Mordechai.

Haman zag dat Mordechai niet voor hem boog. Hij was ontzettend boos en wou Mordechai straffen, maar niet alleen Mordechai hij wou het hele Joodse volk uitroeien. Haman ging naar de koning toe, hij zei: Er is een volk zo groot en rijk, maar het wil zich niet aan uw wetten houden. Wilt u mij verlof geven om het volk helemaal uit te roeien? Koning Ahasveros schrok, dat was niet de bedoeling dat een volk niet naar zijn wetten luisterde, hij trok de zegelring van zijn vinger en gaf die aan Haman zodat hij zijn gang kon gaan. Haman stuurt verschillende boodschapper door heel het land dat op de dertiende van de twaalfde maand alle joden van baby tot oudste omgebracht worden en dat ze de goederen mochten weggeroven.

Ook Mordechai hoorde het nieuws. Hij werd heel erg verdrietig want zijn volk zou omgebracht worden. Mordechai scheurde zijn kleren, en trok een rouwkleed aan als teken dat hij heel erg verdrietig was. Hij gaat naar het paleis, hij wil Esther spreken, alleen mag Mordechai met rouwkleren niet het paleis in. Gelukkig zien de hofdames Mordechai bij de poort staan, en vertellen Esther dat haar oom in rouwgewaad bij de poort staat. Esther stuurt een van haar kamerheren om te horen wat Mordechai te vertellen heeft. Als de kamerheer terug komt heeft hij een ontstellend bericht, op de dertiende van de twaalfde maand zal heel haar volk omgebracht worden, en Mordechai wil dat zij naar de koning gaat om te smeken voor haar volk!

Twee dagen bracht Esther vastend en bidden door, en op de derde dag ging Esther naar de koning. Wat kom je doen Koningin Esther? Wat wil je mij vragen vroeg Ahasveros vriendelijk. Ik zal je alles geven al is het de helft van mijn koninkrijk. Wil de koning zo vriendelijk zijn om vanavond samen met Haman te komen eten vroeg Esther. Nou, dat wou Ahasveros wel.

Toen de avond gekomen was en koning Ahasveros en Haman bij Esther aan tafel zat zei de koning…. Eshter zeg nu maar wat je mij vragen wilt. Want je hebt natuurlijk een verzoek, maar Esther durfde nog niet zo goed. Ze wilde nog een dag wachten en dan zou ze vertellen aan de koning dat zij een Jodin was. Wilt u morgen met Haman nog een keer komen eten? En dan zou ik u mijn verzoek kenbaar maken.

De volgende dag wordt Haman weer gehaald om bij de koning en de koningin te eten. De koning overlaadt Esther met alle blijken van zijn gunst. Zeg nu maar wat je verzoek is Esther, ik zal je alles geven. O, Koning ik smeek u om mijn leven en dat van mijn volk want er is een besluit genomen dat ik en mijn volk worden omgebracht. De koning is diep ontroerd en roept boos Wat? Wie wilt dat doen? Waar is die man? Dan strekt Esther haar vinger uit naar Haman. Daar zit de man die mij en mijn volk wil doden koning. Bevend staat Haman voor de koning, nu is hij in ongenade bij de koning, nu volgt de straf.

De koning was woedend, grijp hem gebood de koning aan zijn dienaren. En hang hem aan de galg die in zijn tuin staat. Haman had deze galg eigenlijk voor Mordechai laten maken, omdat hij zo’n verschrikkelijke hekel aan aan Mordechai had. Alleen nu werd Haman er zelf aan gehangen. En Mordechai? Mordechai nam de plaats in van Haman, en hij kreeg de ring die eerst aan Hamans vinger had gezeten. Alleen de wet herroepen kon de koning niet meer, maar hij gaf Mordechai en Esther verlof om te redden wat er te redden viel. Mordechai schreef brieven dat de Joden zich mochten verdedigen en doden wie hen doden wilde.

De dertiende van de twaalfde maand kwam, alle joden hadden zich verenigd en versloegen met Gods hulp hun vijanden. Ook de tien zonen van Haman werden gedood. En zo werd het volk van God gered!

(C) Marleen van Tintelen